Op 26 juli verkondigde minister Verlinden dat de acute fase van de watersnood in de provincie Luik voorbij is. Maar Yngvild Ingels heeft ter plekke iets helemaal anders vastgesteld. “Wat de minister verkondigt, getuigt van een schrijnend gebrek aan ervaring in crisisbeheer en terreinkennis. Enkele weken na de immense wateroverlast verkeren de getroffen gebieden nog steeds in een rampsituatie. De hulpverlening komt zeer traag op gang, er heerst nog steeds een grote nood aan basisbehoeften, er is ontoereikende communicatie naar de slachtoffers toe en de mensen hebben dringend nood aan psychosociale ondersteuning.”

De federale fase is veel te snel opgegeven

Op 26 juli was de acute fase van het crisisbeheer nog helemaal niet afgelopen, meent Kamerlid Ingels. “De federale ondersteuning is veel te snel opgegeven. De terugkeer naar de normale situatie en de opstart van de nazorg vormen een integraal deel van het crisisbeheer. Men had de hulpverlening in al zijn vormen moeten opzetten en er zeker van zijn dat het goed werkte, alvorens het naar het provinciaal niveau te brengen.”

Totaal gebrek aan coördinatie

Volgens Yngvild Ingels hadden de federale regering en zeker de minister van Binnenlandse Zaken de zaken veel proactiever moeten aanpakken. “Men heeft laten betijden en de mensen eigenlijk aan hun lot overgelaten. De frustratie van de slachtoffers stijgt zienderogen, maar ook die van professionele hulpverleners en vrijwilligers. Zij willen helpen, maar er is een totaal gebrek aan coördinatie. Zonder de kleine burgerinitiatieven is er geen sprake van hulpverlening.”

Grote nood aan basisbehoeften

Dankzij EHBO Vlaanderen kreeg Kamerlid Ingels de kans om de handen uit de mouwen te steken in de getroffen gebieden en de ellende zelf waar te nemen. “Het is verbijsterend om te zien dat enkele weken na de ramp de getroffen mensen nog steeds in erbarmelijke omstandigheden zich uit de problemen moeten helpen. Vele slachtoffers geraken moeilijk tot niet aan warme maaltijden, er is een grote nood aan verwarming, het vuilnis en afval worden met moeite opgehaald en de meeste elektronische toestellen zoals wasmachines en koelkasten zijn kapot. De vraag naar hulp is extreem groot.”

De mensen voelen zich in de steek gelaten

De mensen zijn op, zag Yngvild Ingels met eigen ogen. “Ze voelen zich in de steek gelaten. Nu de schade van de ramp meetbaar aan het worden is en de mensen zich realiseren wat ze allemaal verloren hebben, stijgt de vraag naar psychosociale hulp. Deze hulp is feitelijk reglementair voorzien in de wetgeving rond noodplan en crisisbeheer. Binnen de medische discipline is er een psychosociaal luik en een psychosociaal plan die naast het medisch interventieplan deel uitmaken van wat een normaal crisisbeheer zou moeten zijn.”

Federale overheid blijft in gebreke

“Ik kan enkel vaststellen dat de federale regering in ook hier gebreke blijft,” zucht Ingels. “Ook de communicatie naar de slachtoffers is beneden alle peil. De mensen weten niet waar ze terecht kunnen met hun vragen en problemen, de verschillende overheden wijzen naar elkaar. Een luisterend oor is meer dan welkom.”